Al avonden lang gaat het hetzelfde. Ritueeltje bad, tanden poetsen, verhaaltje lezen en naar bed. Zodra manlief of ik de kamer uitloop, begint ze te huilen. Of noem het maar gerust iets anders dan huilen. Vaak duurt het lang voordat ze slaapt. Een half uur, uur of nog langer.
Dan las ik of hoorde ik in mijn omgeving dat het belangrijk is om kinderen alleen in slaap te laten vallen. Want anders, ja wat anders eigenlijk? Ik ga er niet vanuit dat als ze straks 18 is nog steeds niet alleen in slaap valt.
Avonden lang lag ik naast haar bed, op het vloerkleed, gefrustreerd. En van 𝗳𝗿𝘂𝘀𝘁𝗿𝗮𝘁𝗶𝗲 gaat mijn dochter natuurlijk ook niet ontspannen slapen.
En op het moment dat ik in die frustratie was en daar op het vloerkleed lag, stelde ik mezelf de vraag. Waarom voel ik frustratie eigenlijk? Hoezo ben ik nu zo onrustig? Het waren stemmetjes in mijn hoofd die zeiden, je moet nog dit, je wil nog dat. En er ligt ook nog een berg was boven.
Tsja, dat moet nog misschien? Maar van wie eigenlijk?
Ik lig hier nu rustig, mijn dochter vraagt maar 1 ding en dat is bij haar zijn. In dit moment, met haar. Niet met mijn gedachten bij wat ik nog ‘moet’, niet met gedachten bij de was of de boodschappen.
Gewoon, aanwezig zijn.
Ik leerde om te 𝗮𝗰𝗰𝗲𝗽𝘁𝗲𝗿𝗲𝗻. En ging steeds vaker luisteren naar dat wat mijn dochter vraagt. Accepteren dat wat er is. In dit moment. Ik hoef helemaal niets. Alleen maar te liggen en los te laten wat ik nog allemaal ‘moet’. Overgeven aan alles wat er NU is. En ze valt ook nog eens echt sneller in slaap als ik dat doe. Simpel toch?
Het blijft oefenen. Zo makkelijk is accepteren nog niet. Want ga maar eens bij jezelf na: hoevaak mag jij even loslaten? Niet nog ‘even snel dit of dat’, maar gewoon, aanwezig zijn?